U heeft een behandeling ondergaan waarna u last kunt krijgen van trombose. Om dit te voorkomen, heeft de arts u Fraxiparine® voorgeschreven. Onderin de folder wordt uitleg gegeven over wat trombose is en hoe u dit kunt herkennen.

Fraxiparine® valt onder de groep medicijnen die zijn afgeleid van heparine. Deze hebben invloed op de bloedstollingsfactoren en voorkomen het ontstaan van bloedstolsels. 

Uw arts heeft met u afgesproken hoe lang en in welke dosering u Fraxiparine® gaat gebruiken. Ook heeft uw arts met u afgesproken of u het medicijn 1 keer per dag of 2 keer per dag moet injecteren. De verpleegkundige/assistente heeft u hierover uitleg gegeven. Ook heeft zij u laten zien hoe u het medicijn dit het beste kunt doen inspuiten onder uw huid. In deze folder kunt u dit nog eens nalezen. Lees voor het gebruik ook altijd de bijsluiter.

Als u dit medicijn 1 keer per dag moet injecteren: kies een vast tijdstip, bijvoorbeeld 's ochtends om 08.00 uur en injecteer de volgende dosis steeds na 24 uur, dus de volgende dag om 8.00 uur.

Als u dit medicijn 2 keer per dag moet injecteren: kies vaste tijdstippen met twaalf uur tussentijd, bijvoorbeeld om 08.00 uur en om 20.00 uur.

Waar dient u de injectie toe

Fraxiparine® wordt vlak onder de huid ingespoten. Doe dit aan de voor- of zijkant van uw buik. Laat daarbij 5 centimeter rondom uw navel vrij. U kunt ook in uw bovenbeen spuiten.

Waar niet prikken

• in de buurt van een wond of litteken;
• in het geopereerde been;
• steeds op dezelfde plaats, maar wissel af (buik, been, buik).

Hoe u zichzelf injecteert

Wij adviseren u de onderstaande werkwijze aan te houden:

1. Was uw handen en zorg ervoor dat de plek op de huid waar u de spuit wilt geven, schoon is.
2. Haal het rubberen afdekdopje voorzichtig van de naald af. De aanwezige luchtbel in de spuit mag u niet verwijderen. De luchtbel vult de ruimte in de naald op, zodat alle vloeistof wordt ingespoten. Dat er lucht in de spuit aanwezig is, is niet erg.
3. Pak een huidplooi op op de plek waar u de naald wilt inbrengen.
4. Breng de naald loodrecht en in zijn geheel in de huidplooi in.
5. Druk de spuit rustig leeg, mét luchtbelletje. Houd tijdens het spuiten de huidplooi vast.
6. Nadat u de vloeistof heeft ingespoten, laat u de naald nog 5 seconden in de huid zitten om te voorkomen dat er vloeistof terugloopt, Daarna kunt u de naald voorzichtig recht omhoog uit de huidplooi trekken. Laat de huidplooi hierna pas los. 
7. Wrijf na afloop niet op de prikplaats, dit kan blauwe plekken veroorzaken. Als er na het injecteren beetje bloed uit de injectieplaats komt, drukt u de injectieplaats enkele minuten met een papieren zakdoek of stukje keukenrol dicht. 
8. Trek de huls over de naald tot u "klik" hoort. Doe de injectiespuit vervolgens in de daarvoor geschikte naaldencontainer en lever al het materiaal na afloop van de behandeling in bij uw apotheek.

Een injectie vergeten?

Als u een injectie heeft vergeten toe te dienen, neem dan contact op met uw huisarts. Uw huisarts zal u vertellen wat u het beste kunt doen.

Trombose is een bloedstolsel (bloedprop) in een bloedvat. Door groei van het stolsel kan een bloedvat verstopt raken en uiteindelijk zelfs afgesloten worden. De bloedprop kan ook loslaten en op een andere plaats in uw lichaam een bloedvat afsluiten, bijvoorbeeld in de longen. De verschijnselen van trombose zijn:

• een kuit die warm en/of pijnlijk aanvoelt;
• een rood en glanzend been;
• een plotseling optredende kortademigheid.

Bovengenoemde verschijnselen hoeven niet tegelijkertijd op te treden. Neem direct contact op met uw huisarts wanneer één van deze verschijnselen zich voordoen.

Het is mogelijk dat er een bloeding ontstaat op de plaats van injecteren, soms ook op andere plaatsen. Overgevoeligheidsreacties komen zelden voor. Indien u een bijwerking ervaart die niet in de bijsluiter is beschreven, neemt u dan contact op met uw (huis)arts.

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen, neem dan contact op met de afdeling waar u uw eerste injectie heeft gekregen.