Sondevoeding geven aan uw kind

Laatste wijziging: 06-05-2025 Foldernummer: 5593


Uw kind heeft een sonde en krijgt sondevoeding. U wilt leren hoe u sondevoeding aan uw kind moet geven, zodat u dit thuis zelfstandig kunt doen. Deze brochure helpt u daarbij.

U leest hierin wat sondevoeding is en we beschrijven alle stappen voor het geven van sondevoeding. Ook vertellen we u welke problemen soms voorkomen en hoe u ze op kunt lossen. Met vragen kunt u altijd terecht bij de verpleegkundige of de kinderarts van ons ziekenhuis; zij helpen u graag.

Het uitvoeren van een handeling met risico’s

  • Sondevoeding geven is een handeling waaraan risico’s verbonden zijn. Een leek mag zo’n handeling niet zomaar uitvoeren. Dat is voorbehouden aan artsen en verpleegkundigen.
  • U mag de handeling alleen uitvoeren wanneer de kinderarts hiervoor de opdracht heeft gegeven.
  • De verpleegkundige leert u precies hoe u sondevoeding geeft. Terwijl u dit leert, blijft de arts er verantwoordelijk voor dat alles goed gaat. U krijgt de gelegenheid om alle nodige kennis en vaardigheden aan te leren. U leert de handelingen precies volgens instructie uit te voeren. Dit wordt op het stappenplan bijgehouden. U oefent net zo lang tot de kinderarts én uzelf er alle vertrouwen in hebben dat u het kunt.
  • Is het stappenplan helemaal afgewerkt? Dan bent u als ouder/verzorger in staat om zelfstandig sondevoeding te geven bij uw kind. Als u het stappenplan ondertekent, bent u verantwoordelijk voor het thuis goed uitvoeren van deze handeling. Natuurlijk neemt u deze verantwoording alleen op u, als u dat ook echt wilt en capabel voelt.

Wat is sondevoeding?

Een voedingssonde is een buigzaam slangetje, dat via de neus en de keelholte wordt ingebracht en uitkomt in de maag. Aan het uiteinde zitten meerdere gaatjes waardoor de voeding in de maag stroomt. Na het inbrengen kan de sonde zes weken in de neus blijven zitten.

In de tekening ziet u een schema van de spijsvertering.

  1. neus
  2. mond
  3. luchtpijp
  4. slokdarm
  5. maag
  6. darmen

Waarom sondevoeding?

Kinderen krijgen sondevoeding om heel verschillende redenen.

  • Uw kind is nog niet in staat om alle voeding zelf te drinken (bijvoorbeeld bij te vroeggeboren baby's) en krijgt uw kind sondevoeding totdat het zelf alle voeding kan drinken.
  • Uw kind heeft extra energie en/of vocht nodig.
  • Er is er sprake van ondervoeding. Sondevoeding is dan noodzakelijk om de conditie van uw kind op peil te krijgen en te houden.

Sommige kinderen krijgen alleen maar sondevoeding. Voor andere kinderen is het een aanvulling op het normale eten en drinken.

Handleiding voor toediening in porties

  1. Vertel bij een groter kind rustig wat u gaat doen.
  2. Leg alle benodigde materialen klaar:
      1. sondevoeding op lichaamstemperatuur
      2. 1 spuit van 5 ml
      3. spuit van 20 of 60 ml (grootte is afhankelijk van de dosis),
      4. handdoek of slab.
      5. beetje lauw water (in het ziekenhuis gebruiken we bij te vroeg geboren baby's steriel water. Thuis kunt u gewoon kraanwater gebruiken.)
  3. Was uw handen goed met water en zeep, om zo schoon mogelijk te werken.
  4. Neem uw kind op schoot als dit kan, of laat uw kind naast u zitten. Lukt dit niet, laat dan uw kind in de wieg of box liggen tijdens het geven van de voeding.
  5. Leg een handdoek of slab onder het uiteinde van de sonde, dan geeft het niet als u een beetje morst.
  6. Controleer de positie van de maagsonde door middel van visuele inspectie:
      1. Controleer de fixatie van de pleister; fixeert de pleister inderdaad de sonde (hangt de sonde er niet los tussen?) evt. sondepleister bijplakken of helemaal vervangen
      2. Controleer het vastgestelde markeringspunt op de sonde
      3. Inspecteer, indien mogelijk, de mond-/keelholte; ligt de sonde zichtbaar in de keel en niet opgekruld?
  7. Twijfelt u? Neem contact op met de thuiszorg of de kinderafdeling, afhankelijk wat er met u is afgesproken. U kunt ook in overleg een ph-meting doen. De ph moet lager zijn dan 5,5. 
  8. Voel of de voeding handwarm is.     
  9. Er zijn twee manieren om sondevoeding te geven: via de hevelwerking of voedingspomp. U krijgt via een stappenplan hier verder uitleg over.
  10. Let op reacties van uw kind zoals:
    • misselijkheid,
    • onrust/huilen,
    • hoesten,
    • blauw worden.

Stop met het geven van de voeding zodra uw kind één van deze reacties vertoont. Geef uw kind de tijd om rustig te worden. Controleer dan nog eens de positie van de sonde (zie boven) Zit die goed, probeer dan de rest van de voeding te geven. Laat de voeding eventueel iets langzamer inlopen. Bij twijfel neem contact op met de thuiszorg of kinderafdeling, afhankelijk wat er met u is afgesproken.

  • Hebt u alle voeding gegeven, spuit dan de sonde door met 1.5 ml lauw water. Hiermee voorkomt u dat de sonde verstopt raakt.
  • Sluit de sonde af met het afsluitdopje.
  • Maak de spullen na afloop goed schoon en bewaar de fles en spuiten in de koelkast. Spuit elke 24 uur verschonen.

Bij baby’s kunt u, uw kindje tijdens het geven van sondevoeding laten zuigen op een fopspeen of uw pink. Als uw baby de borst of fles mag hebben, geef deze dan altijd eerst. Zo leert uw baby ook zelf te drinken.

De verzorging

Mondverzorging

Kinderen die alleen via de sonde voedsel krijgen, maken niet genoeg speeksel aan. Dat maakt ze vatbaarder voor ontstekingen en infectie, want speeksel gaat ontstekingen en infectie tegen.

Goede verzorging van de mond en het gebit is daarom extra belangrijk.

  • Bij kinderen onder 1 jaar: mondje schoonmaken met nat gaasje of wattenstaafje of fopspeen. Zo nodig de lippen invetten met een vettige crème, zoals vaseline.
  • Bij kinderen boven 1 jaar: laat uw kind drie keer per dag de tanden poetsen en ook de mond goed spoelen met water. Laat uw kind, als het oud genoeg is, zo mogelijk af en toe op suikervrije kauwgom kauwen, dan komt er wat speeksel in de mond.
    Smeer de lippen van uw kind goed in met een vettige crème, bijvoorbeeld vaseline. Dit voorkomt dat de huid uitdroogt en gaat barsten.

Neusverzorging

De sonde zit aldoor tegen de rand van het neusgaatje en op de neus geplakt. Daarom is extra neusverzorging nodig.

  • Zorg ervoor dat de sonde niet tegen de rand van het neusgaatje drukt, dit om wondjes te voorkomen.
  • Maak de neus schoon met water en droog goed af.
  • De neusgaatjes maakt u regelmatig schoon met een gaasje of wattenstokje dat u in kraanwater heeft gedrenkt. Zo nodig geeft u neusdruppels fysiologisch zout.

Klaarmaken en bewaren

Wanneer kant-en-klare voeding niet geschikt is voor uw kind, kunt u zelf de voeding klaarmaken volgens het voorschrift van de diëtiste. Goede hygiëne is daarbij erg belangrijk. Voeding trekt namelijk bacteriën aan waardoor het snel bederft.

Was altijd uw handen met water en zeep en gebruik schone spullen. Keukenspullen die u bij het klaarmaken gebruikt, kunt u afwassen met heet water en afwasmiddel. Maak de spuiten goed schoon, dan kunt u ze meerdere keren gebruiken. Vervang de spuiten elke 24 uur.

Werk bij het klaarmaken van de voeding zo schoon mogelijk. Zorg ook dat er geen klontjes in de voeding zitten. Door klontjes kan de sonde namelijk verstopt raken.

Breng iedere portie vlak vóór het gebruik op lichaamstemperatuur, ongeveer 37°C. Controleer dit door een paar druppels op de binnenkant van uw pols te sprenkelen. Als u de druppels nauwelijks voelt, is de temperatuur precies goed. De voeding mag zeker niet te warm zijn, want dat kan irritatie of zelfs verbranding van de slokdarm veroorzaken.

Medicijnen geven via de sonde

Sommige medicijnen kunnen via de sonde worden gegeven. Krijgt uw kind medicijnen, overleg dan met de arts of de verpleegkundige hoe u deze het best kunt geven. Vraag ook of dit vóór, tijdens of na de voeding moet.

Instructie voor het geven van medicijnen via de sonde:

  1. Vertel bij een groter kind rustig wat u gaat doen.
  2. Leg alle benodigde materialen klaar:
      1. sondevoeding op lichaamstemperatuur
      2. 1 spuit van 5 ml
      3. spuit van 20 of 60 ml (grootte is afhankelijk van de dosis),
      4. handdoek of slab.
  3. Als het medicijn niet vloeibaar is, los het dan op wanneer dit is toegestaan. Dit doet u door het medicijn te vermalen tussen bijvoorbeeld twee lepels en met lauw water te mengen.
  4. Trek het vloeibare, of het in water opgeloste medicijn op in een spuit.
  5. Leg een handdoek of slab onder het uiteinde van de sonde, dan geeft het niet als u een beetje morst.
  6. Controleer de positie van de maagsonde door middel van visuele inspectie:
      1. Controleer de fixatie van de pleister; fixeert de pleister inderdaad de sonde (hangt de sonde er niet los tussen?)
      2. Controleer het vastgestelde markeringspunt op de sonde
      3. Inspecteer, indien mogelijk, de mond-/keelholte; ligt de sonde zichtbaar in de keel en niet opgekruld?
  7. Zet de spuit met medicijnen op de sonde en spuit de medicatie in. Krijgt uw kind meerdere medicijnen, dan spoelt u tussendoor steeds met 1.5 ml water schoon.
  8. Spoel na het geven van de medicijnen de sonde goed schoon met 1.5 ml water.
  9. Er zijn twee manieren om sondevoeding te geven: via de hevelwerking of voedingspomp. U krijgt via een stappenplan hier verder uitleg over.
  10. Let op reacties van uw kind zoals:
    • misselijkheid,
    • onrust/huilen,
    • hoesten,
    • blauw worden.

Eten en drinken naast de sondevoeding

De arts of de diëtist bespreekt met u en uw kind of uw kind naast de sondevoeding ook andere dingen mag eten of drinken. Dit is afhankelijk van de reden waarom uw kind sondevoeding krijgt. Geef uw kind eerst het ‘gewone’ eten of drinken, en dan pas de sondevoeding. Zo heeft uw kind het meeste honger- en/of dorstgevoel en zal het eten en drinken beter gaan.

Mogelijke problemen

De pleister laat los

Indien de pleister waarmee de sonde vastzit loslaat, kunt u het evt bijplakken.

Het is belangrijk dat u op let dat bij het opnieuw plakken de rode stip zichtbaar blijft, en de sonde op zijn plek blijft zitten, dus niet uit de neus verplaatst.

Maar bij twijfel altijd bellen

De sonde is verstopt

De sonde kan verstopt raken door:

  • Het niet regelmatig doorspuiten van de sonde.
  • Het niet goed doorspuiten van de sonde voor en na het toedienen van medicijnen.
  • Te lange blootstelling aan de zon. Hierdoor kan de sonde uitdrogen en hard worden, waardoor sneller verstoppingen ontstaan.

Als de sonde verstopt is, probeer hem dan door te spuiten met water (of bij kinderen vanaf 1 jaar met koolzuurhoudend water).

U mag een klein beetje druk gebruiken bij het doorspuiten, neem hiervoor een 2.5 ml spuit.

De voeding loopt niet door

Soms wordt de sonde dichtgedrukt doordat uw kind in een bepaalde houding zit of ligt. Geef uw kind een andere houding. Is het probleem nog niet opgelost? Dan zit de sonde verstopt, zie hiervoor.

De sonde is verschoven

U belt de kinderafdeling/kinderthuiszorg. Afhankelijk wat er met u is afgesproken.

Uitgebraakte sonde

Als uw kind de sonde uitbraakt, komt deze er via de mond uit. U moet meteen ophouden met

Voeden. Zet het dopje eerst terug op de sonde, anders kan er voeding in de longen komen, en trek de sonde langzaam via het neusje eruit.

Neem na het verwijderen contact op met de kinderafdeling/thuiszorg. Afhankelijk wat er met u is afgesproken.

Mogelijke complicaties

Irritatie van het neusslijmvlies

Soms zit de sonde te strak, of  te lang op één plaats vastgeplakt. Het neusslijmvlies raakt dan geïrriteerd. De sonde moet opnieuw worden ingebracht.

Misselijkheid en overgeven

Sommige kinderen worden misselijk of moeten overgeven. Dit kan een of meer oorzaken hebben:

  • De voeding loopt te snel in.
  • Het is te veel voeding per portie.
  • De voeding is te zwaar voor uw kind.
  • De voeding is te koud.
  • De maag van uw kind raakt niet snel genoeg leeg.
  • De sonde ligt verkeerd.
  • De medicijnen die uw kind krijgt, veroorzaken misselijkheid.
  • Uw handen of de spullen zijn niet schoon genoeg waardoor uw kind bacteriën heeft binnengekregen.
  • Uw kind heeft een infectie.                                                                          
  • Als uw kind misselijk wordt of overgeeft, stopt u meteen met het toedienen van de sondevoeding. Ga na wat de oorzaak is en verhelp deze als u kunt. Laat uw kind kalmeren en ga dan pas verder. Geeft dit geen verbetering bel dan de kinderafdeling wat u het beste kunt doen.

Diarree

Mogelijke oorzaken van diarree zijn:

  • De voeding loopt te snel in.
  • Het is te veel voeding per portie.
  • De voeding is te zwaar voor uw kind.
  • De voeding is te koud.
  • De sonde ligt te diep.
  • Uw kind is besmet met bacteriën.
  • De voeding is verkeerd samengesteld.
  • Het maagdarmkanaal van uw kind functioneert niet goed.
  • De medicijnen die uw kind krijgt, veroorzaken diarree.

Verhelp de oorzaken als u kunt. Houdt de diarree aan, bel dan de kinderafdeling wat u het beste kunt doen.

Pijnlijke mond

Kinderen die alleen via de sonde voedsel krijgen, maken niet genoeg speeksel aan. Hierdoor

kunnen er irritaties, ontstekingen en soms zelfs infecties van het mondslijmvlies ontstaan. Een infectie die bij zuigelingen veel voorkomt is spruw. U herkent dit aan de kleine witte vlekjes op het tandvlees of aan de binnenkant van de wang. Het ziet eruit als melk, maar als u erover wrijft blijft het zitten. Raadpleeg de huisarts als u denkt dat uw kind spruw heeft. Ook als uw kind last blijft houden van een pijnlijke mond, neemt u contact op met uw huisarts. Zie voor de verzorging van de mond het kopje ‘Verzorging: mondverzorging’

Verslikken in de voeding

Als de sonde van plaats verandert of als uw kind moet overgeven tijdens de voeding, kan uw kind zich verslikken. Er bestaat dan kans dat de voeding in de luchtpijp of de longen terechtkomt. In dat geval kan uw kind gaan hoesten, moeilijk ademhalen, benauwd worden of blauw aanlopen.

Als dit gebeurt, stop dan direct met het toedienen van de sondevoeding. Neem meteen contact op met de kinderafdeling als uw kind zich in de voeding heeft verslikt.

Contact

Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de afdeling Kindergeneeskunde via telefoonnummer (079) 346 21 07.

Wat vindt u van deze patiënteninformatie?

Wij horen graag uw mening over deze folder. Wilt u na het lezen enkele vragen beantwoorden? U vindt de vragen via deze link: https://folders.hagaziekenhuis.nl/2228. Dank u wel.

Spreekt u geen of slecht Nederlands?

De informatie in deze folder is belangrijk voor u. Als u moeite heeft met de Nederlandse taal, zorg dan dat u deze folder samen met iemand leest die de informatie voor u vertaalt of uitlegt.

Do you speak Dutch poorly or not at all?

This brochure contains information that is important for you. If you have difficulty understanding Dutch, please read this brochure with someone who can translate or explain the information to you.

Czy Państwa znajomość języka niderlandzkiego jest żadna lub słaba?

Informacje zawarte w tym folderze są ważne dla Państwa. Jeśli język niderlandzki sprawia Państwu trudność, postarajcie się przeczytać informacje zawarte w tym folderze z kimś, kto może Państwu je przetłumaczyć lub objaśnić.

Hollandaca dilini hiç konuşamıyor musunuz veya kötü mü konuşuyorsunuz?

Bu broşürdeki bilgi sizin için önemlidir. Hollandaca dilinde zorlanıyorsanız, bu broşürü, size tercüme edecek ya da açıklayacak biriyle birlikte okuyun.

إذا كنتم لا تتحدثون اللغة الهولندية أو تتحدثونها بشكل سيء إن المعلومات الموجودة في هذا المنشور مهمة بالنسبة لكم. إذا كانت لديكم صعوبة في اللغة الهولندية، فاحرصوا عندئذ على قراءة هذا المنشور مع شخص يترجم المعلومات أو يشرحها لكم.

Deel deze informatie